Masterclass compressie
Compressie moeilijk? Welnee!
Voordat we beginnen met de compressie tutorial is het belangrijk om te weten hoe geluid werkt.
Waveforms en geluid.
Je hebt vast wel eens een waveform gezien, dit zijn niet een paar random bij elkaar verzonnen lijntjes. Je kunt hiermee precies uitlezen wat je audio signaal doet.
In het midden zie je de zogeheten 0-lijn, vaak staat daar 0.0 of een infinity teken.
Vanaf de nul lijn naar boven zie je de pulsen in positief en vanaf nul naar beneden negatief. Dit is ook hoe geluid in de lucht werkt, want geluid is lucht dat verplaatst wordt.
Hoe groter de afstand vanaf de 0-lijn hoe harder het geluid.
Van links naar rechts kun je zien hoe lang het duurt.
Transients zijn het hardste gedeelte van je waveform, vaak is dit de kick of bijvoorbeeld een geweerschot.
Een transient is ook het beginpunt voor de attack.
Decay en Sustain komt na de attack. Deze houden het geluid van de transients vast.
Daarna komt de release, dit is het gedeelte wat uitmondt naar 0 op de 0 lijn.
Meters.
Een peakmeter laat zijn hoe hard het hardste gedeelte van je geluid is. Dus eigenlijk hoe ver het geluid van de 0-nul afgeduwd wordt.
In de studio gebruik je nog een andere meter, namelijk de RMS meter. RMS staat voor Root, mean, Square. Deze meter laat je niet de hardste uitslag zien, maar een gemiddelde over een bepaald genomen tijd.
Dit is ook de reden waarom ze langzamer reageren dan een peak meter.
Op analoge apparatuur vinden we vaak een VU (volume unit) meter, meestal is dit een RMS meter.
Bij compressie de kunst om te vertrouwen op je oren en niet op meters.
Meters zijn een handig controlemiddel, maar moeten niet bepalend zijn voor de instellingen van je compressor.
Dynamic range.
Heel simpel uitgelegd is dynamic range het verschil tussen het zachtste en het hardste gedeelte in geluid en wat het menselijk gehoor aan kan.
Een compressor zorgt ervoor dat verschil dit kleiner gemaakt wordt.
Een compressor is eigenlijk niets meer en niets minder dan een geautomatiseerde volumeknop, zeg dit alleen niet te hard op feestjes waar audio-nerds zijn want dan heb je ruzie.
Maar ‘t is wel zo.
Soorten compressors.
VCA.
VCA staat voor Voltage Control Amplifier, technisch gezien zijn alle compressors VCA. Het is een compressor waar transistors inzitten. Je signaal gaat door de transistors en de instellingen van die transistors bepalen hoeveel er aangepast moet worden.
FET.
FET staat voor Field effect Transistor. Deze compressor laat het geluidssignaal door een transistor gaan met drie aansluitingen S (source), D (drain) en G (gain). De geleiding kan beïnvloed worden waardoor het signaal anders gaat klinken.
Het voordeel van FET compressors is dat ze erg snel reageren en weinig warmte produceren.
Deze compressors worden vaak gebruikt voor akoestische gitaren, drums of bas.
VARIABLE-MU.
Dit zijn de tube compressors. Een tube is hetzelfde als een transistor. Maar in plaats van de source, drain en gain heeft een tube een A (anode), G (grid) en C (cathode). Het geluid gaat door een tube heen, door de weerstand aan te passen verandert het geluid. Het soort tube bepaald mede wat voor geluid er uitkomt.
Deze compressors zijn de “lijm” voor geluid en zijn niet te missen bij mastering.
Optical.
Een optical compressor werkt met licht en een ontvanger van het licht. Hoe feller het licht gaat branden hoe “harder” het signaal. Omdat licht een kleine vertraging heeft zijn dit compressors die langzaam werken. Het voordeel van een optical compressor is dat er bijna geen distortion is.
Deze compressors worden vaak gebruikt voor zang.
Threshold en Ratio.
De twee “belangrijkste” knoppen op een compressor zijn de threshold en ratio.
De threshold bepaald bij welke hardheid de compressor moet gaat werken. De ratio bepaald hoeveel de compressor moet doen.
Als je de threshold op -17,4 en de radio op 4:1. Dan wordt iedere 4 decibel boven de -17,4 teruggebracht naar 1. Bij een ratioinstelling van 2:1 worden iedere 2 decibel boven de -17,4 teruggebracht naar 1.
Als deze twee juist zijn ingesteld zal je merken dat je RMS volume gezakt is. Logisch, want je past compressie toe. Nu komt Make up gain om de hoek kijken.
Hiermee “pomp” je het geluid weer naar het oude niveau of daarboven. Kom je er na het mixen en masteren van je plaat achter dat hij zachter is dan andere soortgelijke platen dan ligt dat hoogstwaarschijnlijk aan de make up gain.
Attack en Release.
De attack bepaald hoe snel de compressor moet reageren, en de release hoe lang hij vast moet houden.
De makkelijkste manier om te oefenen is het geluid van een kick of snaredrum. Deze hebben een hoge piek en resoneren uit naar het nulpunt.
Beste compressor plugins.
1: Je DAW meegeleverde compressor.
Het klinkt wat raar, want er zijn erg dure plugins te krijgen, maar de gratis meegeleverde compressor in bijvoorbeeld Pro Tools (Dynamic III compressor/limiter) doet wat hij moet doen.
2. Cytomic the Glue (Abelton Glue compressor)
$99, gratis bij Ableton Standaard en Suite
Voor alles goed in te zetten VCA compressor. Is gebaseerd op de legendarische SSL compressor.
3. FabFilter Pro-C 2
€ 149.00
Wij zijn misschien wel de grootste fans van FabFilter. In geen enkele studio mogen deze plugins ontbreken. De FabFilter Pro Q 2 is de beste allround EQ plugin, de Pro C 2 de beste allround compressor.
4. Kush Audio UBK 1
$149
Voor diegene die echt eens een andere sound willen, deze moet je hebben. De UBK-1 is onvergelijkbaar. Klinkt fantastisch en is heel goed in te stellen.
5. SOFTUBE TUBE-TECH CL 1B
$219
Ongeëvenaard in het laag, zelfs met weinig compressie. Duur, maar top.